Modern Nederlands – de revolutie van de uitspraak
Het Algemeen Beschaafd Nederlands is afgeschaft, al-thans dat wordt door iedereen beweerd. Het ABN heeft nooit een officiële status gehad. Het was nooit meer dan een begrip dat het beste kon worden omschreven als ‘accentloos Nederlands’ of ‘Nederlands waaraan je niet kon horen waar de spreker vandaan kwam’. Om allerlei redenen hecht men daar tegenwoordig niet veel waarde meer aan. Het is begonnen met de democratiseringsgolf van de jaren zestig. Iedereen was gelijk. De dialectspreker was niet minder dan de ABN-spreker. Verzorgde of onverzorgde spraak, het maakte niet meer uit.
Veel van de losgelaten normen uit de jaren zestig zijn inmiddels weer wat strakker aangehaald. Een onverzorgd uiterlijk wordt in veel situaties niet meer gewaardeerd en je krijgt gewoon weer een boete als je zonder licht rijdt.
Maar met taal is het anders gegaan. De norm is losgelaten en niet meer terug te halen. De leerkracht voor de klas spreekt zijn eigen taalvariant. Omroepen stellen geen eisen meer aan de uitspraak van presentatoren en journalisten. Streekaccenten wisselen elkaar af, maar er doemen ook nieuwe klanken op, die niet aan een bepaalde regio zijn gebonden. Jan Stroop introduceerde het begrip Poldernederlands. Hij doelt daarmee op de verschuiving van een aantal klinkers. Hij vraagt zich af of dit de nieuwe standaardtaal wordt. Behalve die klinkers is er nog veel meer aan de hand. Daarom is Poldernederlands geen geschikt begrip voor de mengeling van uitspraakvarianten die je tegenwoordig alom hoort. Ik hanteer het begrip Modern Nederlands. ‘Modern’ kun je typeren als ‘van deze tijd’, ‘niet klassiek’. Voor mij heeft het ook de bijsmaak van ‘anders, maar niet beter’. En dat is precies wat ik ermee wil aanduiden. Ik zal in ‘Daar heeft hij een punt’ vooral signaleren wat ik hoor en zie. Natuurlijk kan ik af en toe mijn afkeer niet onderdrukken, maar ik zal het subtiel houden.